De rechten van luchtreizigers bij lange vertragingen, die sinds 2004 zijn vastgelegd in EU Verordening 261, staan ter discussie. De Europese Commissie doet een voorstel aan EU-verkeersministers om de minimale vertragingstijd voor financiële compensatie op te rekken van drie naar vijf tot twaalf uur, afhankelijk van de vliegduur. Dat moet eind dit jaar ingaan, meldt de Telegraaf.
‘Ook gelden technische mankementen als overmacht, als dit in Europa nieuwe wetgeving wordt. Dat zou betekenen dat de passagier terug bij af is en feitelijk weer met lege handen komt te staan’, zegt voorzitter Adeline Noorderhaven van de Association of Passenger Rights Advocates (APRA), die opkomt voor bescherming van reizigers.
Dit voorstel is volgens haar onder voorzitterschap van Kroatië tot stand gekomen door een sterke lobby van de luchtvaart. ‘Wij gaan Europees Parlement en lidstaten benaderen om hier een stokje voor te steken’, zegt Noorderhaven.
Nu is EU Verordening 261 uit 2004 nog van kracht. Deze verplicht maatschappijen om reizigers die langer dan drie uur zijn vertraagd een schadevergoeding van 250 tot 600 euro uit te betalen, al naar gelang de afstand. Pech is zelden overmacht, blijkt ook uit uitspraken van het Europese Hof van Justitie.
De luchtvaart klaagt over veel te hoge kosten, vooral nu het overvolle luchtruim en drukke luchthavens voor extra oponthoud zorgen.
Volgens luchtvaartorganisatie IATA hebben airlines de laatste tien jaar buiten hun schuld te kampen met een verdubbeling van vertragingen.