Met de trein naar een stad in Europa is soms voordeliger dan met het vliegtuig. Dat blijkt uit een steekproef van de Consumentenbond. Wel is de reistijd met de trein meestal langer, meldt de organisatie op zijn website.
De bond bekeek de prijzen van vijf stedentrips binnen Europa in het hoogseizoen (herfstvakantie) en het laagseizoen.
Het ging om retourtjes voor twee personen naar Berlijn, Londen en Parijs en voor twee volwassenen en twee kinderen naar Praag en Kopenhagen.
Van de tien reizen uit de steekproef zijn er acht goedkoper met de trein dan met het vliegtuig.
Vooral naar Praag bleek de trein een voordelige keuze, omdat kinderen onder 17 jaar hier gratis reizen. In het hoogseizoen zijn de treinkosten naar Centraal Station Praag en terug voor een gezin uit Tilburg gemiddeld 120 euro per persoon. Met het vliegtuig zouden zij ieder 265 euro kwijt zijn.
Dit geldt niet voor alle internationale reizen en soms verschilt de leeftijdsgrens. Ook Kopenhagen is per trein een stuk goedkoper, met 100 euro per persoon, ten opzichte van 170 euro met het vliegtuig. Londen is doorgaans juist goedkoper met het vliegtuig. Maar dat hangt wel af van de reisperiode en de luchthaven waarop gevlogen wordt. In het laagseizoen is vliegen op luchthaven Londen City duurder dan met de trein.
De trein is in bijna alle gevallen langzamer dan het vliegtuig. De reis naar Praag duurt zelfs twee keer zo lang met de trein. Maar bij een reis naar Parijs is het tijdsvoordeel van het vliegtuig ten opzichte van de trein een stuk kleiner. Een stel dat vanuit Assen naar de Lichtstad reist, is met de trein slechts 20 minuten langer onderweg.
Wie de trein neemt voor een stedentrip, doet dat vaak omdat het beter is voor het milieu. Vliegtuigen stoten veel meer CO2 uit.