Bij het onderzoek naar de crash van het Turkish Airlines-toestel bij Schiphol in 2009 is de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) door de Verenigde Staten onder druk gezet om conclusies over ontwerpfouten in de Boeing 737 NG af te zwakken.
Dat schrijft The New York Times op basis van eigen onderzoek. Dat melden onder andere de NOS en het Financieele Dagblad.
De Amerikaanse krant trekt een vergelijking met de recente crashes van de Boeing 737 MAX.
Bij de ramp in 2009 kwamen negen inzittenden om het leven, onder wie de drie piloten. Volgens het onderzoeksrapport van de OVV was de crash vooral aan de piloten te wijten. Zij bemerkten te laat dat het vliegtuig automatisch reageerde op foute informatie van een kapotte hoogtemeter. Toen de piloten eenmaal door hadden dat het toestel vlak voor de landing op Schiphol veel snelheid verloor, handelden ze niet adequaat genoeg. Het vliegtuig eindigde in een akker bij de Polderbaan.
De onderzoeksraad zou na commentaar van Amerikaanse partijen, zoals Boeing en de Amerikaanse luchtvaartautoriteit FAA, een deelstudie van hoogleraar Sidney Dekker grotendeels uit het officiële onderzoeksrapport hebben weggelaten.
Dekker kreeg destijds van de OVV de opdracht om onderzoek te doen naar de menselijke factoren bij het vliegtuigongeluk. ‘Het ongeluk is een waarschuwing die nooit serieus is genomen’, zegt Dekker, die inmiddels in Australië woont, tegen The New York Times.
Volgens hem en een andere anonieme bron hebben Boeing en de FAA met succes geprobeerd om de schuld vooral bij de piloten van Turkish Airlines te leggen en niet bij ontwerpfouten in de Boeing 737 NG. In zijn studie legde Dekker juist de nadruk op de ontwerpfouten en de catastrofale gevolgen daarvan.
De OVV meldt in een reactie aan de NOS dat een onderzoek naar vliegtuigongevallen gedaan wordt op basis van internationale afspraken en dat het inzageproces door betrokken partijen daar een standaard onderdeel van is.