
‘We zeggen niet dat we geen fouten maken, maar we maken ze altijd weer goed.’ Deze zin zag ik ooit op een bordje achter de toonbank van een winkel hangen, waarvan ik de naam vergeten ben. Ernaast hing een ander bordje: ‘Je hoeft niet gek te zijn om hier te werken, maar het helpt wel’.
Het gaat me om de eerste zin. Iedereen maakt fouten, maar zorg dat je de gevolgen ervan herstelt. Dat geldt actueel voor het coronabeleid van het kabinet. Ik hoef niet met terugwerkende kracht gelijk te krijgen, maar toen het kabinet eind juni in één klap alle maatregelen losliet, dacht ik wel: als dat maar goed gaat.
Geen mondkapjes meer bijvoorbeeld. In de supermarkt werkt dat prima, want ik zie mensen nog steeds afstand houden bij de kassa. Maar de uitgaanshoreca openen en toestaan dat iedereen weer zonder mondkapje of zonder gepaste afstand tegen elkaar aan kan lopen schurken, dat ging me te snel. Leg dat maar eens uit aan jongeren die toch al moeite hadden met het naleven van de regels en nu wilden dansen na Janssen.
Het testen voor toegang heeft voor geen meter gewerkt. Testen is één ding, de naleving of controle ervan is wat anders.
Een groep kennissen van me ging na de versoepeling een zaterdagavond stappen in Rotterdam, met ieder keurig het negatieve resultaat van een coronatest op zak. In geen één van de pakweg zes uitgaansgelegenheden die ze die avond/nacht bezochten, werd naar hun testbewijs gevraagd. Goed om in het achterhoofd te houden als de voorman van een horecaclub weer eens moord en brand schreeuwt in een talkshow. Mijn privésteekproef is uiteraard niet representatief, er zullen ook uitbaters zijn die wel een correct deurbeleid hanteerden.
Het resultaat is bekend. De besmettingscijfers gierden uit de bocht. Het lijkt me sterk dat die cijfers zijn veroorzaakt door supermarktklanten die zonder mondkapje melk en brood kochten.
De staphoreca is te vroeg versoepeld, daarover kunnen we het eens zijn. De juiste volgorde was geweest: eerst zorgen dat jongeren ook een kans kregen op volledige vaccinatie en dan pas versoepelen.
De reisbranche is alweer de klos. Terwijl veel Europese landen geel kleuren en soms zelfs groen, worden de cijfers in Nederland zo hoog dat niemand ons straks nog wil hebben. Je kunt het relativeren: Nederland was tot vier weken geleden bijna een half jaar rood op de Europese besmettingskaart van ECDC, en ondanks dat waren we vrijwel overal in Europa welkom. Dus de soep wordt wellicht niet zo heet gegeten, zeker niet met een beetje gezond verstand van individuele landen.
Maar in de media en bij de vakantieklant is het leed al geschied. De onzekerheid om te boeken, die toch al groot was, neemt alleen maar toe. ‘Ben ik straks nog wel welkom op mijn bestemming?’ is een vraag die veel reisagenten momenteel te horen krijgen.
Nog los van het feit dat het start-stop reisadvies van BZ (oranje, geel, toch weer oranje) verhindert dat touroperators verder dan een week vooruit kunnen plannen.
De hoop deze zomer nog een beetje omzet te maken, na een paar goede weken sinds eind mei, is abrupt verdwenen.
De reisbranche is de dupe van het slordige kabinetsbeleid, dat door de Belgische minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke al is bestempeld als ‘jojobeleid’.
Hoe het kabinet zijn fout goed kan maken? Simpel, door de steun voor de zwaar getroffen reissector te verlengen. Niet na het derde kwartaal stoppen met (generieke) steun, maar deze voor de gedupeerde reisbranche minimaal doortrekken tot het einde van het jaar, en misschien wel inclusief het eerste kwartaal van volgend jaar.
Dat is de enige manier waarmee het kabinet kan aangeven: ‘We zeggen niet dat we geen fouten maken, maar we maken ze altijd weer goed.’
De volgende keer: ‘Je hoeft niet gek te zijn om hier te werken, maar het helpt wel’.