
Een ziek of overleden crewlid, dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een vlucht, valt niet onder een buitengewone omstandigheid zoals bedoeld in de 261/2004 Verordening, waarin de rechten van de vliegpassagier worden beschermd en waarin de plichten van de vliegtuigmaatschappijen zijn vastgesteld.
Dat heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie donderdag in een uitspraak bepaald.
Dit betekent, dat passagiers die een lange vertraging hebben opgelopen, of van wie de vlucht is geannuleerd als gevolg van een ziek of overleden crewlid, recht hebben op een vergoeding, zegt EUclaim.
Volgens de claimorganisatie is dit heel belangrijk voor de Nederlandse reiziger, omdat de Nederlandse rechter hier anders over dacht. ‘We hebben hier veel claims op binnengekregen en hebben er weer vertrouwen in dat we snel een oplossing gaan vinden voor lopende claims.’
Luchtvaartmaatschappijen worden verantwoordelijk gehouden voor annuleringen of vertragingen door slechte medische conditie en eventueel overlijden van personeel noodzakelijk voor de uitvoering van een vlucht, blijkt uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
‘Luchtvaartmaatschappijen hebben de verantwoordelijkheid om passagiers van A naar B te brengen. Lukt dit niet, of is er vertraging? Dan kunnen passagiers in aanmerking komen voor een vergoeding. Belangrijk is wie er verantwoordelijk gesteld kan worden’, zegt EUclaim.
Tot vandaag was het niet duidelijk of een luchtvaartmaatschappij verantwoordelijk gesteld kan worden voor een vluchtvertraging of annulering als deze wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het overlijden van de copiloot.
EUclaim is van mening dat dit valt onder Verordening 261/2004 van de EU, maar luchtvaartmaatschappijen zagen dit als een buitengewone omstandigheid.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft donderdag gesteld dat bij ziekte of overlijden van een crewlid dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de vlucht, de airline wel verantwoordelijk kan worden gehouden bij vertraging of annulering van de vlucht.
‘Het hebben van een vliegtuig en een crew is inherent aan het uitvoeren van een luchtvaartonderneming. Dit betekent, dat passagiers recht hebben op een vergoeding’, zegt de claimorganisatie.
De aanleiding voor de uitspraak van het Hof was een vlucht van TAP Portugal op 17 juli 2019 van Stuttgart naar Lissabon. Op diezelfde ochtend werd de copiloot die de vlucht zou uitvoeren dood aangetroffen in zijn hotelkamer in Stuttgart.
De hele bemanning was geschokt door het voorval en meldde zich ongeschikt om te vliegen. Er was geen vervangend personeel beschikbaar en de vlucht van 11.15 uur werd geannuleerd. De passagiers vertrokken uiteindelijk pas om 16.40 uur uit Lissabon met een vervangende vlucht.
Een vergelijkbare situatie deed zich voor op 24 september 2002, bij een vlucht van Transavia van Brindisi (Italië) naar Rotterdam. Nadat het vliegtuig aankwam in Brindisi, meldde de crew zich ziek voor de retourvlucht. Hierdoor werd de vlucht met een dag vertraagd.
‘Deze uitspraak is heel belangrijk voor de Nederlandse reiziger, omdat de Nederlandse rechter hier anders over dacht. Er is meermaals in het voordeel van luchtvaartmaatschappijen geoordeeld’, zegt EUclaim.
De organisatie was vanaf het begin overtuigd dat passagiers in deze situatie recht hadden op een vergoeding. De uitspraak van donderdag bevestigt dit. (Foto Shutterstock).