
Lang geleden ging ik kamperen in Zimbabwe. Dat klinkt stoerder dan het is, want ik had net verkering en wilde cool overkomen. We boekten bij een kleine directseller en trokken met een groepje van 16 lotgenoten twee weken in een busje het land rond. Met in de achterbak, dat wel, gloednieuwe tenten. De eerste nacht in het kruiptentje bleek mijn luchtbed langzaam leeg te lopen, maar als je laat ging slapen en vroeg opstond, had je daar geen last van.
Twee weken lang trokken we langs kleine dorpen, waar de huizen standaard waren beschilderd met reclame voor coca-cola. De hartelijke bevolking en kleuren en geuren van Zimbabwe bezorgden me het Afrika-gevoel. Nog steeds denk ik aan Afrika wanneer ik een open vuur ruik.
Hoewel ik geen kampeerder ben, bleek het slapen in de tent steeds beter te gaan. Wel had ik tot twee keer toe in een openbare doucheruimte een ontmoeting met een spin ter grootte van een hand.
Halverwege de tweede week, terwijl het al de hele dag regende, bereikten we een oud koloniaal hotel. Wij zouden in onze tentjes in de tuin van het hotel bivakkeren. ‘Of is er soms iemand die liever een kamer boekt?’, vroeg het meisje voorin de bus dat de reis begeleidde. Ik stak meteen mijn arm in de lucht. Totdat ik merkte dat ik de enige was die zijn vinger opstak. Ik haalde hem gauw weer omlaag. Ik wilde immers cool overkomen.
Afrika heeft misschien wel de grootste toeristische potentie in de wereld, maar heeft in het wereldwijde toerisme slechts een marktaandeel van 5 procent, blijkt uit onderzoek van de UNWTO (zie pagina 23 van TravMagazine nummer 8). Waarom zouden we vandaag niet beginnen dat aandeel fors te verhogen?
theo.de.reus@travmagazine.nl