Vroeger haatte ik gidsen omdat ik dacht alles zelf beter te weten door alleen maar de lucht van een stad op te snuiven. Die mening heb ik bijgesteld. Dus ook voor Toronto vroeg ik naar een gids met een Greeter-achtig profiel: eentje die het voor zijn lol doet, niet alleen jaartallen oplepelt en ook weet waar je de lekkerste kaas of hamburger kunt kopen.
Het is altijd weer spannend om te zien, als je de lift van je hotel uitkomt, wat voor jodocus of tante pollewop ze nu weer uit de hoge hoed hebben getoverd.
Ik trof deze keer een vitale man van 80, oud-Nederlander, die stond te jumpen voor mijn neus. Wat ik wilde zien? vroeg hij. Ik zei: ‘Een paar belangrijke gebouwen maar vooral wat jij in deze stad leuk vindt en waar jij ’s avonds heen gaat. (Of ‘gíng’, dacht ik er vilein achteraan)
Dat was niet aan dovemansoren (al moest ik vaak hard praten) gezegd. Na het stadhuis en een kerk gingen we op jacht naar de goedkoopste Goudakaas van Toronto, want Goudakaas was zijn lust en leven. In zeven markthallen proefde hij bij elkaar een pond kaas, waarna hij naar de kiloprijs vroeg en vervolgens zei: ‘Neen, dat is me te duur. Ik kijk verder.’
De oude ging als de brandweer. In drie uur joeg hij me acht trams, drie undergrounds en twee taxi’s in. Ondertussen de loftrompet stekend over zijn pensioen. Hij kreeg 500 dollar van de staat, 1000 van het werk en dan had hij nog het onuitsprekelijke geluk dat hij tijdens zijn werk ooit een been verbrijzelde – daarom liep hij zo mank, gelukkig maar, anders was hij helemaal niet bij te benen – wat weer 250 keiharde Canadese dollars per maand extra opleverde, zei hij knipogend.
Na de Goudakaas deden we een toertje langs de rosse buurten want, vond de oude, je proeft een stad pas in de nieren als je de bordelen kent. ‘Het interesseert toch niemand ene moer of het stadhuis uit 1871 stamt?’
Bij grote glazen bier vertelde hij drie keer dat zijn huis, ooit gekocht voor 220.000 dollar, nu 720.000 waard was. Als ik liet blijken dat hij dat al verteld had, vertelde hij gewoon door. Want oude mensen en zeker oude gidsen willen niet luisteren maar delen. Als ze me op een verjaardag vragen ‘En, hoe vond jij Toronto?’, zeg ik: ‘Prima stad. Hele goede pensioenen hebben ze daar.’