In een museum in Boedapest duurde het tien minuten voordat de vrijwilligster achter de balie de computer overwon en mij triomfantelijk één kaartje overhandigde (‘Oh, u wilt er twéé?’).
Ik schat dat de helft van alle musea nu door vrijwilligers wordt bemand. Ze zijn hulpvaardig maar het vreet tijd en werkgelegenheid.
We waren drie minuten binnen bij Museum Beelden aan Zee in Den Haag, toen een vrijwilligster ons bestormde. Een 60-plus vrouw met een kort, aan twee zijden verschillend geknipt grijs kapsel, gouden oorringen, paars geruit mantelplakje; kortom charmante dame uit het Benoordenhout met veel vrije tijd. Ze vroeg: ‘Kan ik helpen? Begrijpt u alles?’ Nou is ‘Begrijpt u alles?’ de dodelijkste vraag die je in een museum kunt stellen.
Ik lispelde: ‘Dank u, ik ben er net. Ik moet de bordjes nog lezen…’, en vluchtte naar het museumrestaurant.
‘Maak je niet zo druk,’ zei mijn vrouw, terwijl ik woest in mijn koffie roerde. ‘Ze bedoelt het goed.’
Maar het was zout in een nooit geheelde wonde. Vijf jaar geleden hoorde ik staande voor een schilderij van Piet Mondriaan in het Haags Gemeentemuseum een collega achter me zeggen: ‘En, begrijp je alles?’ Collega Wim G., die het verschil nog niet zag tussen een verkeersbord en een Picasso.
Mijn vrouw zei: ‘Laten we eerst een stukje langs het strand lopen. Dan gaan we terug en is die enge mevrouw misschien verdwenen.’
Maar ik wilde in de buurt haar lila Smartje gaan zoeken. De banden leegprikken en een Picasso van haar antenne buigen.
‘Waar zit jij aan te denken?’